Een van de belangrijkste oorzaken van Tweede Wereldoorlog (1939-1945) was de opkomst van Europese totalitaire regimes, in het bijzonder de Duitse nazisme en de fascisme.
We hebben er een paar uitgekozen oefeningen op totalitaire regimes zodat u uw kennis over dit onderwerp, dat van fundamenteel belang is voor het begrijpen van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, kunt uitoefenen.
Bekijk meer
Wetenschappers gebruiken technologie om geheimen in oude Egyptische kunst te ontrafelen...
Archeologen ontdekken prachtige graven uit de Bronstijd in…
1- Totalitaire regimes kenmerken specifieke momenten waarop het land:
a) leeft in een democratisch, pacifistisch, gedecentraliseerd en eerlijk politiek regime.
b) leeft in een antidemocratisch, agressief, centraliserend en willekeurig politiek regime.
c) wordt geconfronteerd met episodes van bloedige oorlogen en handelt bij het oplossen van dergelijke problemen.
d) wordt geconfronteerd met sociale problemen, voornamelijk door het ontbreken van pedagogische hulpmiddelen.
2- Totalitaire regimes hadden een sterke invloed op:
a) periode na de Tweede Wereldoorlog, waarin verschillende landen in de wereld met een intense sociale en economische crisis worden geconfronteerd.
b) interbellum (1918-1939), tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog.
c) periode vóór de Eerste Wereldoorlog, toen de Europese mogendheden zich voorbereidden op de Grote Oorlog.
d) interbellum (1918-1939), tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog.
3- Vink het alternatief aan dat een doelstelling van totalitaire regimes bevat.
a) Maak de regering sterk en efficiënt om de hele natie te controleren.
b) Vertrouwen op economisch liberalisme om zijn economie uit te breiden.
c) Democratie gebruiken als belangrijkste instrument voor overheersing.
d) Strijd voor het einde van sociale ongelijkheden.
4- Markeer de vraag die de belangrijkste kenmerken van totalitaire regeringen bevat.
a) Politieke decentralisatie; vrijgezellen feest; sterk militarisme; ideologische propaganda; democratie; onderwijs; leider aanbidding; staatsinterventie; ideologische controle.
b) Politieke centralisatie; meer dan één partij; sterk militarisme; ideologische propaganda; gebruik van terreur; onderwijs; aanbidding van God; staatsinterventie; ideologische controle.
c) Politieke centralisatie; vrijgezellen feest; sterk militarisme; ideologische propaganda; gebruik van terreur; onderwijs; leider aanbidding; staatsinterventie; ideologische controle.
d) Politieke decentralisatie; vrijgezellen feest; sterk militarisme; ideologische propaganda; gebruik van democratie; onderwijs; aanbidding van God; staatsinterventie; vrijheid van meningsuiting.
5- Wat waren de belangrijkste totalitaire regimes in Europa?
a) stalinisme, fascisme, trotskisme, salazarisme, franquisme.
b) stalinisme, fascisme, nazisme, trotskisme, trotskisme.
c) stalinisme, fascisme, nazisme, salazarisme, franquisme.
d) stalinisme, trotskisme, nazisme, salazarisme, franquisme.
6- Wat is de naam van de leider van het belangrijkste totalitaire regime van het Europese continent, het nazisme?
a) Adolf Hitier.
b) Benito Mussolini.
c) Benito Hitier.
d) Adolf Salazar.
7- Salazarisme was een totalitair regime dat heerste in welke van deze landen op het Europese continent?
Het Spanje.
b)Portugal.
c) Duitsland.
d) Italië.
8- De Sovjet-Unie stond tegenover een totalitair regime onder bevel van welke van deze staatsleiders?
a) Jozef Stalin.
b) Adolf Hitier.
c) Benito Mussolini.
d) Francisco Franco.
9- (Unifesp) Sterven voor het vaderland, voor het idee (...) Nee, dat is weglopen van de waarheid. Zelfs aan het front is het moorden belangrijk (…). Doodgaan is niets, het bestaat niet. Niemand kan zich zijn eigen dood voorstellen. Doden is belangrijk. Dit is de grens die overschreden moet worden. Ja, dat is de concrete wilsdaad. Want dan maak je je testament levend in dat van een ander.
Deze tekst, uit 1943-45, verwoordt het wereldbeeld van een aanhanger van de ideologie:
a) socialistisch.
b) liberaal-fascistisch.
c) nazi-fascist.
d) anarchistisch.
ik) kapitalistisch.
10- (Enem MEC) De totalitaire regimes van de eerste helft van de 20e eeuw leunden zwaar op de mobilisatie van jongeren rond de verdediging van grandioze ideeën voor de toekomst van de natie. In deze projecten moeten jonge mensen begrijpen dat er maar één persoon was die het waard was om bemind en gehoorzaamd te worden, en dat was de leider. Dergelijke sociale jeugdbewegingen droegen bij tot de vestiging en ondersteuning van het nazisme in Duitsland en het fascisme in Italië, Spanje en Portugal. De prestaties van deze jeugdbewegingen werden gekenmerkt door:
a) door sektarisme en de gewelddadige en radicale manier waarop zij tegenstanders van het regime tegemoet traden.
b) door voorstellen om de bevolking bewust te maken van hun rechten als burger.
c) voor de bevordering van een gezonde manier van leven, waarbij jongeren als voorbeelden werden getoond om te volgen.
d) door middel van dialoog, door het organiseren van debatten die zich verzetten tegen jonge idealisten en oude conservatieve leiders.
e) door populistische politieke methoden en de organisatie van massabijeenkomsten.
1- B
2D
3- De
4-C
5-C
6- EEN
7-B
8- EEN
9-C
10- De
Meer informatie op: