We weten dat de absolutismewas een regeringsmodel dat aan het einde van de 20e eeuw in verschillende Europese landen de boventoon voerde Middeleeuwen en het begin van Moderne tijd.
O Frans absolutisme was wat het meest opviel in deze periode en beruchte invloed had op de Franse politiek.
Bekijk meer
Wetenschappers gebruiken technologie om geheimen in oude Egyptische kunst te ontrafelen...
Archeologen ontdekken prachtige graven uit de Bronstijd in…
Los daarom de oefeningen over het Franse absolutisme die het team van Escola Educação speciaal voor jou heeft geselecteerd!
1 — Zowel qua weelde als qua duur was het absolutisme in Frankrijk het meest:
a) symbolisch en niet-expressief.
b) gemarkeerd en symbolisch.
c) verarmd en niet-expressief.
d) ongelijk en rijk.
2 - Tijdens het absolutisme kreeg Frankrijk te maken met verschillende periodieke conflicten die het, kortom, tegen Engeland opzette. Wat was de belangrijkste?
a) Peloponnesische oorlog.
b) Trojaanse oorlog.
c) Eerste Wereldoorlog.
d) Honderdjarige oorlog.
3 — Wanneer vond de top van het Franse absolutisme plaats?
a) Het gebeurde onder bevel van George XIV. Gemaakt om koning te zijn, voldeed hij aan alle noodzakelijke vereisten om de monarchie sterk te maken.
b) Het gebeurde onder het bevel van Simpson XIV. Gemaakt om koning te zijn, voldeed hij aan alle noodzakelijke vereisten om de monarchie sterk te maken.
c) Het gebeurde onder bevel van Lodewijk XIV. Gemaakt om koning te zijn, voldeed hij aan alle noodzakelijke vereisten om de monarchie sterk te maken.
d) Het gebeurde onder het bevel van Renoir XIV. Gemaakt om koning te zijn, voldeed hij aan alle noodzakelijke vereisten om de monarchie sterk te maken.
4 — Wat was protectionisme, zo gebruikt door de absolutistische koningen van Frankrijk?
a) Hij wilde de binnenlandse economie versterken en het Franse concurrentievermogen behouden.
b) Hij wilde de buitenlandse economie versterken en het Franse concurrentievermogen behouden.
c) Hij keek uit naar het versterken van de binnenlandse economie en het behouden van het concurrentievermogen tussen Europese landen.
d) Hij keek uit naar het versterken van de externe economie en het behouden van het concurrentievermogen tussen Europese landen.
5 — Het Franse absolutisme nam een economische ideologie aan gebaseerd op één:
a) sterke inmenging van de kerk in de economie.
b) sterke inmenging van de bourgeoisie in de economie.
c) krachtig ingrijpen van justitie in de economie.
d) sterk overheidsingrijpen in de economie.
6 — (Cesgranrio – 1990) De uitdrukking van Luís, "L'Etat c'est moi" (de staat ben ik), als een definitie van de aard van monarchaal absolutisme, betekende:
a) de eenheid van staatsmacht, burgerlijk en religieus, met de oprichting van een Franse (nationale) kerk.
b) de superioriteit van de prins ten opzichte van alle sociale klassen, waardoor de rijke bourgeoisie tot een nederige plaats werd teruggebracht.
c) de onderwerping van de feodale adel door de afschaffing van al hun fiscale privileges.
d) de centralisatie van de echte en absolute macht van de vorst in zijn persoon, zonder erkende institutionele grenzen.
e) de koninklijke wens om de staat een rol als onpartijdige rechter in het conflict tussen de aristocratie en de boeren te garanderen.
7 — Wie was tijdens het Franse absolutisme de belangrijkste figuur die de hele openbare machine controleerde?
a) De priester.
b) De paus.
c) De koning.
d) De bourgeoisie.
8 — (UFOP MG/1997) De regeringsperiode van Lodewijk XIV was opmerkelijk voor de Franse en Europese geschiedenis.
Met betrekking tot deze periode is het correct te stellen dat:
a) kwam overeen met de tijd van de Sint-Bartholomeusnacht, een gebeurtenis die in de geschiedenis is vastgelegd als een symbool van het geweld dat wordt veroorzaakt door religieuze conflicten.
b) in zijn regering was de aanwezigheid van minister Richelieu, de meest invloedrijke adviseur van de koning, opmerkelijk.
c) het was een periode van grote centralisatie van de staat in Frankrijk met de ontwikkeling van een strijdlustig buitenlands beleid en een gearticuleerd mercantilistisch beleid.
d) was gunstig voor de godsdienstvrijheid, aangezien Lodewijk XIV een verdedigingsbeleid ontwikkelde tegen de praktijk van het protestantisme in Frankrijk.
e) het werd gekenmerkt door de geldigheid van de ideeën van de Verlichting, aangezien Lodewijk XIV een beleid van vrije circulatie van ideeën ontwikkelde, bekend als een "verlichte despoot".
9 — Wie was de Franse heerser die de bourgeoisie sterk onderdrukte?
a) Edgar XIV.
b) Lodewijk XIV.
c) Petrus XIV.
d) Daniël XIV.
10 — (UECE/2007) Onder de factoren die het koninkrijk Frankrijk in staat stelden zichzelf te doen gelden als de eerste Europese mogendheid in de 13e eeuw, kunnen we de volgende benadrukken:
a) De koning van Frankrijk controleert rechtstreeks een groot en vruchtbaar deel van de territoria van het koninkrijk.
b) De koningen van Frankrijk dragen de keizerlijke titel en worden ondersteund door de koningen van Engeland, hun vazallen.
c) De onvoorwaardelijke verbintenis tussen de kerk en de Franse koningen maakte het vergaren van grote fortuinen mogelijk uitbreidingen van vruchtbaar land, en werd een van de eerste kernen van nationale staten.
d) Het koninkrijk Frankrijk is het grootste en meest bevolkte in Europa. Soevereinen consolideren monarchale instellingen en de centralisatie van de macht en oefenen sterke controle uit over het feodalisme.
1 — B
2 —D
3 — C
4 — EEN
5 —D
6 — D
7 - C
8 - C
9 — B
10 —D
Zie meer op: