activiteit van tekstinterpretatie, gericht op leerlingen uit het vijfde leerjaar van de basisschool, over de gewonde dennenboom. Bij elke beweging van de bijl huiverde en vloekte de gigantische boom tegen het harde, koude staal dat zijn flank verbrijzelde.. Lees zeker het vervolg van dit reflectieve verhaal! Beantwoord vervolgens de verschillende voorgestelde interpretatievragen!
U kunt deze Word-begripsactiviteit downloaden in een bewerkbaar Word-sjabloon, klaar om af te drukken naar PDF, evenals de activiteit met antwoorden.
Download deze oefening begrijpend lezen op:
SCHOOL: DATUM:
PROF: KLASSE:
NAAM:
Lezen:
Midden in het bos was een houthakker een oude, hoge dennenboom aan het zagen. Bij elke beweging van de bijl huiverde en vloekte de gigantische boom tegen het harde, koude staal dat zijn flank verbrijzelde.
Het was een hele stevige oude boom. Kort daarna stak de houthakker een grote wig hout in de snede om het splijten van de stam af te ronden. Hij gaf de wig een hamerslag en tussen grote scheuren en splinters viel de edele den om en viel met een klap op de grond. Terwijl hij viel, kreunde hij:
– Hoe kan ik de bijl de schuld geven, die niet van mijn soort is, en niet deze boze wig, die mijn eigen zuster is?
De aanval van een vreemde doet minder pijn dan die van een geliefde.
Beschikbaar in: .
Vraag 1 - De tekst hierboven is:
( ) Een verhaal.
( ) een fabel.
( ) een kroniek.
Vraag 2 - Teruglezen:
“Midden in het bos was een houthakker een oude, hoge dennenboom aan het omzagen.”
Identificeer de bijvoeglijke naamwoorden die de hoofdpersoon van het verhaal karakteriseren:
Vraag 3 - Het fragment “Bij elke slag van de bijl beefde en vervloekte de gigantische boom […]” is:
( ) een verhaal.
( ) een beschrijving.
() een argument.
Vraag 4 – In de passage “Het was een oude boom erg resistent.”, werd de onderstreepte term gebruikt voor:
( ) corrigeren.
( ) intensiveren.
( ) aanvullend.
Vraag 5 – Volgens het verhaal "bracht de houthakker een grote wig hout in de snede." Wat is het doel van deze actie van de houthakker?
Vraag 6 – In het segment “Hij sloeg met een hamer op de wig en tussen grote scheuren en splinters viel de edele den […]”, geeft de term “e” aan:
( ) feiten die kloppen.
( ) feiten die elkaar afwisselen.
( ) Tegengestelde feiten.
Vraag 7 – In “[…] schokkend luid tegen de grond.”, geeft het onderstreepte woord aan:
( ) plaats.
( ) modus.
( ) tijd.
Vraag 8 – Horloge:
‘– Hoe kan ik de bijl de schuld geven, die niet van mijn soort is, en niet deze boze wig, die mijn eigen zuster is?’
Het streepje markeert het begin van de spraak in de tekst:
( ) van den.
( ) van de bijl.
( ) van de houten wig.
Vraag 9 – In de reflectie “Het doet minder pijn de aanval van een vreemde Wat die van een geliefde.”, het gemarkeerde woord:
( ) introduceert een oorzaak.
( ) start een voorwaarde.
( ) zorgt voor een vergelijking.
Door Denyse Lage Fonseca
Afgestudeerd in Letteren en specialist in afstandsonderwijs.