Na het leren over bezittelijke voornaamwoorden, is er niets beters dan activiteiten over het onderwerp te doen, om te oefenen en je kennis te verbeteren. Om deze reden hebben we enkele oefeningen over het besproken onderwerp gescheiden.
OPDRACHTEN:
1) Identificeer de bezittelijke voornaamwoorden met een zelfstandige naamwoord-functie met een streepje eronder en plaats de bezittelijke voornaamwoorden met een bijvoeglijke functie tussen haakjes.
a – Jouw hoed is gemaakt van stro en de mijne is gemaakt van stof.
b – Je stem is hees.
c – Mijn geschiedenisboeken zijn in bruikleen.
d – Is uw platencollectie compleet?
en – Onze meningen komen niet overeen.
f – Dat is mijn wiskundeleraar.
2) Identificeer de aanwijzende voornaamwoorden die in de zinnen voorkomen, en classificeer ze in aanwijzende zelfstandige voornaamwoorden of bijvoeglijke naamwoorden aanwijzende voornaamwoorden.
a) Dit boek is van mij. Van wie is dat?
b) Die fiets is van mij.
c) Is dit van jou?
d) Dat klopte niet.
e) Die jongen is de zoon van Lucia.
f) Die bomen verfraaien de straat.
3) Vul de lege plekken in met het juiste aanwijzend voornaamwoord, afhankelijk van de situatie in elke zin:
a) Je studeert met een andere klasgenoot en moet de gum gebruiken die hij bij zich heeft. Je zult zeggen: leen me ________ rubber (deze, deze, die)
b) Je werkt met een schaar. Als je ernaar verwijst, zul je zeggen: _______ scharen zijn roestig. (dit, dat, dat)
c) Jij en Lucia moeten enkele boeken raadplegen die in een andere kamer zijn opgeslagen. Je vraagt: Lucia, ga alsjeblieft ________ Portugeestalige boeken halen. (deze, die, die)
d) Lucia komt terug met de boeken en zegt: _______ zal ons veel helpen. (deze, die, die)
Sjabloon:
Antwoord voor oefening nummer 1
De. (Zijn) hoed is van stro en de mijne is van stof.
B. (Zijn) stem is hees.
ç. (Mijn) geschiedenisboeken zijn in bruikleen.
d. Is (uw) platencollectie compleet?
en. (Onze) meningen komen niet overeen.
f. Dat is (mijn) wiskundeleraar
Antwoord voor oefening nummer 2
a) dit - bijvoeglijk naamwoord aanwijzend voornaamwoord
dat - zelfstandig naamwoord aanwijzend voornaamwoord
b) dat - zelfstandig naamwoord aanwijzend voornaamwoord
c) die ene - bijvoeglijk naamwoord aanwijzend voornaamwoord
d) dat - zelfstandig naamwoord aanwijzend voornaamwoord
e) die - bijvoeglijk naamwoord aanwijzend voornaamwoord
f) die - aanwijzend voornaamwoord bijvoeglijk naamwoord
Antwoord voor oefening nummer 3
De. deze b. deze c. die d. deze
Vond je het leuk? Deel dit bericht op je sociale netwerk
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Ontdek hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.