Engelse activiteit, gericht op middelbare scholieren, over Am/is/are (vragen).
Deze Engelstalige activiteit kan worden gedownload in een bewerkbare Word-sjabloon, klaar om af te drukken in PDF, evenals de voltooide activiteit.
Download deze activiteit van:
SCHOOL: DATUM:
PROF: KLASSE:
NAAM:
Bevestigend
ik ben
hij is
zij is
het is
wij zijn
je bent
zij zijn
vragend
Ben ik?
Is hij?
Is ze?
Is het?
Zijn we?
Ben jij?
Zijn zij?
negatief
ik ben niet
hij is niet
ze is niet
Het is niet
wij zijn niet
je bent niet
zij zijn niet
1. Schrijf de vragen op.
naam? Wat is je naam?
a.getrouwd of vrijgezel?
B. Australisch?
c.hoe oud?
advocaat?
e.van?
v.haar naam?
g.hoe oud?
Peter
Ik ben getrouwd.
Nee. Ik ben Braziliaans.
Ik ben 24.
Nee. Ik ben een leraar.
Ze is Japans.
Brenda.
Ze is 25.
2.Maak vragen met is of zijn:
(Waarom / jij / later?) Waarom ben je te laat?
a.(op school / uw kinderen?)
b.(thuis / je moeder?)
c.(je ouders / nou?)
d.(de winkels / vandaag open?)
e.(interesse in sport / jij?)
f.(hier in de buurt / het postkantoor?)
3. Vul de vragen in met wie, wat, waar, hoe.
waar is de bushalte? Aan het einde van de straat.
a._______ zijn je ouders? Ze zijn heel goed.
b._______ kleur zijn je nieuwe schoenen? Rood
c._______ is de vrouw op deze foto? Dat is mijn moeder.
d._______ is je favoriete sport? Amerikaans voetbal.
e._______ veel zijn deze appels? $ 1,30 per kilo.
f._______ oud zijn uw kinderen? Zes, acht en elf.
4. Vind de juiste antwoorden op de vragen.
1. Waar zijn de lippenstiften?
2.Is je fiets zwart?
3. Komt Brenda uit Brazilië?
4. Ben ik te laat?
5. Waar komt Carol vandaan?
6. Welke kleur heeft uw auto?
7.Heb je honger?
8. Hoe gaat het met Peter?
9. Wie is die man?
A.Japan.
B. Nee, dat ben ik niet.
C. Ja, dat ben je.
D. Mijn vader.
E.Rood.
F. Nee, het is groen.
G.In je tas.
H. Nee, ze is Mexico.
Ik erg goed.
|
5. Schrijf korte antwoorden met answers SIM EU Sou; Nee, dat is ze niet, enz.
De. Ben je een leraar? SIM EU Sou.
B. Zijn jouw handen koud?
ç. Het is koud vandaag?
d. Is het nu donker?
en. Ben je getrouwd?
f. Heb je dorst?
6. Zet in ben, is of zijn:
De. Deze tas ______ zwaar.
B. Deze tassen ______ zwaar.
ç. Ik ______ niet moe.
d. Kijken! Daar ______ Katy.
en. Mijn zus en ik ______ goede tennissers.
f. Anna ______ thuis. Haar kinderen ______ op school.
g. Het weer ______ mooi vandaag.
H. Ik ______ een taxichauffeur. Mijn zus ______ een verpleegster.
Door Rosiane Fernandes Silva – Afgestudeerd in Letters
Bij antwoorden staan in de link boven de kop.
meld deze advertentie