Sociologie Activiteit, gericht op eerstejaars middelbare scholieren, met vragen over “individuen en sociale groepen”.
Deze sociologische activiteit is beschikbaar om te downloaden in een bewerkbare Word-sjabloon, klaar om af te drukken in PDF, evenals de voltooide activiteit.
Download deze sociologie-oefening op:
SCHOOL: DATUM:
PROF: KLASSE:
NAAM:
1) Leg uit hoe sociologie sociale groepen definieert?
EEN:
2) Analyseer de twee onderstaande afbeeldingen en leg op basis van uw definitie in vraag 1 uit welke een sociale groep vertegenwoordigt en waarom?
EEN:
3) Een van de belangrijkste kenmerken van sociale groepen die we kunnen benadrukken:
I. Veelheid van individuen en gemeenschappelijk doel: er moet meer dan één persoon in een groep zijn en er moeten bepaalde waarden, principes en doelen zijn die de groepsleden kunnen verenigen.
II Sociale interactie en continuïteit: de leden van de groep gaan met elkaar om en deze interacties tussen de groepsleden moeten duurzaam zijn, zoals in gezinnen, op een school, in een religieuze instelling. enz.
III Groepsorganisatie en bewustzijn: er moet een bepaalde orde in de groep zijn en gedachten, ideeën en gevoelens moeten gedeeld worden door de groepsleden.
IV.Objectiviteit en exterieur: de groep staat boven het individu. Externaliteit betekent dat het bestaan van een individu niet afhangt van zijn of haar deelname aan de groep.
Het alternatief is correct:
a) ( ) I en IV
b) ( ) I en II
c) ( ) I, II, III, IV
d) ( ) I, III en IV
4) Schrijf in de woordzoeker de namen van de belangrijkste sociale groepen gedefinieerd door de sociologie.
1.Groep bestaande uit het gezin.
2.Groep bestaande uit de buurt.
3. Groep gevormd door de school of hogeschool.
4.Groep gevormd door een religieuze instelling.
5.Groep opgericht in clubs of verenigingen.
6. Groep opgericht in kantoren, bedrijven of winkels.
7.Groep gevormd door een politieke partij of organisatie.
5) Leg uit wat een sociaal aggregaat is.
EEN:
6) Onder de belangrijkste soorten sociale aggregaten die we kunnen noemen:
a) ( ) menigte, publiek en massa.
b) ( ) alleen menigte en massa.
c) ( ) alleen massa en publiek.
d) ( ) alleen publiek.
Door Rosiane Fernandes Silva - Afgestudeerd in Letters
Bij antwoorden staan in de link boven de kop.
meld deze advertentie