Biologische activiteit, gericht op leerlingen van het eerste jaar van de middelbare school, met vragen over de kenmerken van levende wezens.
Je kunt deze biologie-opdracht downloaden in een bewerkbaar Word-sjabloon, klaar om af te drukken in PDF en ook de activiteit beantwoord.
Download deze biologie-oefening op:
SCHOOL: DATUM:
PROF: KLASSE:
NAAM:
1) Bekijk de onderstaande informatie:
L. Biologie is de wetenschap die alleen het menselijk leven bestudeert, dat wil zeggen de mens.
II. De materie waaruit levende wezens bestaan, bestaat uit atomen, net als niet-levende wezens.
III. In levende materie zijn bepaalde soorten chemische elementen altijd in een andere verhouding aanwezig dan niet-levende materie.
IV. Onder de organische stoffen vallen de volgende op: eiwitten, koolhydraten, lipiden en nucleïnezuren.
Alle bovenstaande informatie is correct, behalve:
a) I en II
b) ik
c) II
d) IV
2) Kies het alternatief dat de onderstaande velden correct opvult:
“Elk levend wezen heeft een hoge mate van organisatie, niet gevonden in ________________ wezens. In alle levende wezens zijn de ______________ van organische stoffen georganiseerd in complexe structuren, de _____________, beschouwd als de eenheden van __________.
a) Niet-levend, moleculen, cellen, leven.
b) Leven, moleculen, leven, cellen.
c) Niet-levend, cellen, moleculen, leven.
d) Leven, cellen, cellen, leven.
3) Schrijf (T) voor echte informatie en (F) voor valse informatie:
De prokaryote cel is relatief eenvoudiger dan de eukaryote cel.
( ) In de prokaryotische cel bevinden zich compartimenten en vliezige structuren.
De eukaryote cel heeft niet veel compartimenten binnenin.
( ) De vliezige structuren van eukaryote cellen vervullen specifieke functies zoals vertering, transport en opslag van stoffen.
De eukaryote cel heeft een speciaal compartiment, de kern, waarin het genetische materiaal zich bevindt.
De prokaryotische cel komt alleen voor in bacteriën en water.
( ) Alle levende wezens hebben prokaryote cellen.
4) Ze zijn acellulair en bestaan uit een of enkele nucleïnezuurmoleculen, die DNA of RNA kunnen zijn, omgeven door eiwitmoleculen. De informatie verwijst naar:
a) tegen virussen
b) De cellen
c) De moleculen
d) tegen parasieten
5) Levende wezens bestaande uit een enkele cel, bacteriën, protozoa, sommige algen en sommige schimmels worden genoemd:
a) meercellig
b) eencellig
c) meercellig
d) intracellulair
Per Rosiane Fernandes – Afgestudeerd in Letteren en afgestudeerd in Speciaal Onderwijs.
Bij antwoorden staan in de link boven de kop.