Activiteit van tekst interpretatie, gericht aan leerlingen in het zevende leerjaar van de lagere school, uit de tekst De zuivel en de melkemmer. Het is het verhaal van Joana die, toen ze naar het dorp ging met een emmer melk op haar hoofd, dacht aan: verschillende dingen die ik zou kunnen doen door melk te verkopen... Er gebeurt echter iets onverwachts onderweg... De wat zal het zijn? Ben je nieuwsgierig? Dus lees de tekst en ga dan dieper in op de inhoud, beantwoord de gestelde vragen!
Deze Portugese activiteit kan worden gedownload in een bewerkbare Word-sjabloon, klaar om af te drukken in PDF en ook de voltooide activiteit.
Download deze tekstinterpretatieoefening op:
SCHOOL: DATUM:
PROF: KLASSE:
NAAM:
Lezen:
Joana, met een emmer melk op haar hoofd, liep snel naar het dorp. Om sneller te kunnen lopen, had ze een licht kledingstuk en comfortabele schoenen aangetrokken. Het zou licht worden als de wind. In gedachten was hij de melk al aan het verkopen en het geld aan het gebruiken.
– Ik koop honderd eieren en laat ze uitkomen. Ik kan heel goed kuikens in huis grootbrengen. Als ze groter zijn, verkoop ik iedereen en maak ik een goede winst. Van dat geld koop ik een biggetje. Binnenkort heb ik een heel dik varken, want ik koop het alleen als het biggetje al mollig is. Ik vraag een goede prijs voor het varken en koop een koe. Je zult met je kalf moeten komen. Het zal schattig zijn om hem over de tuin te zien springen.
Joana opgewonden, sprong ook. De emmer viel van zijn hoofd en de melk stroomde op de vloer. Vaarwel kalf, koe, varken, big, kuikenstrooisel!
Arme Joan keerde terug naar huis, bang dat haar man met haar zou vechten.
- Luchtkastelen maken is makkelijk, dacht hij. Niets beter. In mijn verbeelding kan ik koningin worden, een diamanten kroon dragen en onderdanen hebben die me aanbidden. Dit alles duurt niet lang: er gebeurt iets willekeurigs en ik ben weer Joana Leiteira.
GÄRTNER, Hans & ZWERGER, Lisbeth. 12 Fabels van Aesopus. Trans. ALMEIDA, Fernanda Lopes de. 7. red. Rio de Janeiro: Attika, 2003.
Vraag 1 - In het begin van het verhaal geeft de term "snel" aan:
a) de manier waarop Joana het dorp naderde.
b) de manier waarop Joana het dorp naderde.
c) de tijd waarmee Joana naar het dorp ging.
d) de intensiteit waarmee Joana het dorp toesprak.
Vraag 2 - Volgens de tekst was Joana, in haar gedachten, de melk aan het verkopen en het geld aan het gebruiken, terwijl ze naar het dorp ging. Aan het einde van haar onderhandelingen zou ze:
a) een nestje kuikens.
b) een big.
c) een koe.
d) een koe met een kalf.
Vraag 3 - Volgens de verteller onderbrak een feit Joana's plannen. Identificeer het:
EEN:
Vraag 4 - Na het evenement concludeert Joana: "Het is gemakkelijk om luchtkastelen te maken, dacht ze." Wat bedoelde ze met die uitspraak? Leg uit:
EEN:
Vraag 5 - In het verhaal kondigen de streepjes aan:
a) Joana's toespraken.
b) de regels van de verteller.
c) een toespraak van Joana en een toespraak van de verteller.
d) de toespraken van twee karakters.
Vraag 6 – In de zin "Ik zou licht zijn als de wind.", introduceert het woord "hoe":
a) een voorwaarde.
b) een voorbeeld.
c) een vergelijking.
d) een conclusie.
Vraag 7 – In de passage "Het zal een genade zijn om hem over het erf te zien springen.", verwijst Joana:
a) naar het kuiken.
b) aan het biggetje.
c) het varken.
d) aan het kalf.
Vraag 8 – In het fragment “Joan opgewonden, sprong ook.", het gemarkeerde bijvoeglijk naamwoord drukt uit:
a) een actie van Joan.
b) een staat van Joan.
c) een kenmerk van Joan.
d) Joans manier van zijn.
Vraag 9 – We kunnen concluderen dat het overheerst in de tekst:
a) de uiteenzetting van ideeën.
b) beschrijving van scenario's.
c) het verhaal van gebeurtenissen.
d) de verdediging van een standpunt.
Per Denyse Lage Fonseca – Afgestudeerd in Talen en specialist in afstandsonderwijs.
Bij antwoorden staan in de link boven de kop.
meld deze advertentie