Dit is een Portugese toets voor leerlingen in het vijfde leerjaar van de basisschool. Deze test bevat vragen over werkwoorden, tijd en bijvoeglijke naamwoorden.
U kunt deze test downloaden in Word (template die bewerkt kan worden) en in PDF (printklare template), de voltooide activiteit is ook beschikbaar.
Download deze test op:
SCHOOL: DATUM:
PROF: KLASSE:
NAAM:
1) Kijk naar de werkwoorden hieronder, zeg in welke tijd ze staan en schrijf de infinitief van elk ernaast:
a) Gaat omhoog: ____________________________
b) Beneden: ___________________________
c) Ik dacht: ___________________________
2) Zoek de werkwoorden in de onderstaande zinnen en schrijf op in welke tijd ze staan:
a) Deze zondag staan de volleybalteams op het veld. _____________________
b) Mariana heeft al een bioscoopkaartje. ________________________________
c) Ik heb het boek gelezen dat de leraar heeft gestuurd. _________________________________
d) Hij voltooide zijn verzameling. _________________________________________
e) De leraar hielp de leerling. ________________________________________
f) Marcelo stelde een uitstapje naar de dierentuin voor. ______________________________
g) Ik ga zaterdag naar het park. ____________________________________________
h) Jongens vallen meisjes aan. ________________________________
i) We zullen morgen een klus klaren. ____________________________________
j) Meisjes houden van die zangeres. _____________________________________
3) Schrijf een zin met de onderstaande werkwoorden:
a) Wacht (aanwezig):
b) Uitlenen (verleden tijd):
c) Win (toekomst):
4) Vul de onderstaande zinnen aan met passende bijvoeglijke naamwoorden:
a) Ik heb _______________________ dvd's thuis.
b) Moeder heeft een _______________________ outfit nodig om naar de bruiloft te gaan.
c) Ik heb de film niet bekeken omdat het ____________________________ teveel is.
d) Iedereen was erg ______________ met de e-mail.
e) De film was _______________________, dus ik was _______________________.
f) De wedstrijd was ____________________, maar ze wonnen.
g) Camila kreeg van haar vader een __________________________________ notitieboekje.
h) Janaína schreef een zeer ____________ brief aan haar oom.
i) De jongen is erg _________________________, hij heeft altijd de juiste vragen.
Bij antwoorden staan in de link boven de kop.