Een eeuw klinkt als een lange tijd, maar niet als we het hebben over de tijd die een soort nodig heeft om een enorme sprong in zijn evolutie te maken. Dat is wat er met de tijgerslang gebeurde: binnen 100 jaar ontwikkelde hij enorme kaken om een voedsel gebaseerd op zeevogels. Lees het artikel en begrijp er meer van.
Bekijk meer
Bevestigd: Samsung maakt echt opvouwbare schermen voor…
China voert experimenten uit met zebravissen op het ruimtestation...
Normaal gesproken associëren we de evolutie van soorten met een lange periode, maar wat veel niet weten, is dat sommige onder onze neus kunnen gebeuren en veel sneller dan wij stellen ons voor.
Een studie gepubliceerd in Evolutionary Biology bewijst dit feit door de evolutie van de tijgerslang, de Notechis-scutatus. De verrassende evolutie van deze slang stelt hem nu in staat om hele vogelkuikens in te slikken, wat zijn overleving levensvatbaar heeft gemaakt op het kleine eiland dat hij bewoont.
De tijgerslang van het eiland Carnac
De slang is heel gewoon en symbolisch in Australië, maar degenen in de studie waren die op het eiland Carnac, gelegen in het westen van het land. Het grote probleem is dat deze slang al een eeuw niet meer in de regio heeft geleefd.
Om te overleven begon ze zich te voeden met de grote kuikens van meeuwen die in de regio nestelen. Daarvoor moest het een sprong in de evolutie maken, de tijgerslang in andere streken heeft immers de neiging zich te voeden met veel kleinere dieren, zoals bijvoorbeeld kikkers.
fenotypische plasticiteit
Het overleven van de tijgerslang in de regio was te danken aan een proces dat fenotypische plasticiteit wordt genoemd. Dit fenomeen stelt een organisme in staat zijn fysieke lichaam aan te passen zodat het zich kan aanpassen aan de omgeving waarin het leeft.
Naast haar zijn er nog andere dieren die dit proces hebben meegemaakt. Watervlooien (Daphnia) kunnen een soort scherpe helm ontwikkelen als ze zich in de buurt van roofdieren bevinden. De kikkervisjes van sommige zwaardpootpadden worden vleesetend als ze zich in een omgeving met veel kleine prooien bevinden, zelfs als er andere kikkervisjes bij zijn.
Hoe is de studie verlopen?
De onderzoekers vingen enkele tijgerslangen uit die regio en enkele uit een andere regio. Voor de ene groep zetten ze grote muizen; voor de andere, kleine muizen.
Geleerden merkten op dat slangen uit andere regio's, ongeacht de grootte van de prooi, hun beet op dezelfde manier behielden. Aan de andere kant hadden die van het eiland Carnac, wanneer ze werden geconfronteerd met grote prooien, een veel grotere beet en grotere kaakbotten.