Volg enkele activiteitsideeën over persoonlijk voornaamwoord. Docenten kunnen solliciteren in de klas of als huiswerk. Het belangrijkste is dat studenten niet stoppen met oefenen. Genieten!
Vragen
Vraag 1 - De voorgelezen tekst is bedoeld om:
a) geef een nieuws.
b) de lezer vermaken.
c) een sciencefictionboek publiceren.
d) kritiek uiten.
Vraag 2 - Een mening wordt gegeven in het fragment:
a) "Het gaat over hoe machines de controle over mensen overnemen […]"
b) "[...] en ze worden zombieslaven!"
c) "Wat een angstaanjagend idee, nietwaar?"
d) "Mijn tv-programma is al begonnen!"
Vraag 3 – Identificeer het persoonlijke voornaamwoord dat werkt als het onderwerp van de zin in het 1e vierkant:
EEN:
Vraag 4 - De gemarkeerde term is geclassificeerd als een persoonlijk voornaamwoord in:
a) "Het gaat over hoe machines de controle over mensen overnemen […]"
b) “Dus, in plaats van dat wij de machines besturen […]”
c) "Hoe laat is het?"
d) "Mijn tv-programma is al begonnen!"
Vraag 5 – Wijs op de referenten van de persoonlijke voornaamwoorden die in de volgende passages worden benadrukt:
a) "[...] en ze worden zombieslaven!"
b) "[...] hebben ze controle over ons?"
1) Vervang de gemarkeerde term door schuine voornaamwoorden, zoals in de onderstaande modellen:
Ik zal mijn broer uitnodigen.
Ik zal hem uitnodigen.
Ze maakten het avondeten klaar.
Ze hebben haar voorbereid.
a) Ik moet de volwassenen bellen.
b) Ik bezorg het ticket.
c) Ik moet de pannen zien.
d) Ik moet de les kopiëren.
e) Ze namen de bloem.
f) Ze stuurden de e-mail naar de vader.
g) Ze lieten het rubber vallen.
h) Uitgenodigde collega's.
i) Ze stuurden een uitnodiging naar de vader.
j) Ze hebben de eenden gezien.
Ik heb de jongens uitgenodigd.
Ik heb ze uitgenodigd.
Ik zal ze kaas geven.
Ik zal ze wat kaas geven.
a) Ik brak een gerecht.
b) Ik heb ze een boeket gestuurd.
c) Ik heb de kleren gewassen.
d) Ik gaf hem een kaart.
e) Ik zag het meisje.
f) Ik bood haar een glas sap aan.
2) Herschrijf de zinnen en verander de gemarkeerde naam door voornaamwoorden:
a) De chef was de leider.
b) Vogels vliegen.
c) De bloemen verwelkten.
d) Victoria hield van de zon.
e) Kinderen rennen.
f) John heeft niet gestudeerd.
g) De roos bloeide.
h) Peter en Mark zijn neven.
i) De jongen huilde veel.
j) De curumines zwommen.
Leuk gevonden? Deel dit bericht op je sociale netwerk
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Ontdek hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.