In dit artikel gaan we het hebben over present continuous. De Engelse taal is van fundamenteel belang en scholen moeten steeds meer investeren in het leren en kennen van deze taal. Hieronder hebben we een aantal Engelse activiteiten over de present continuous geselecteerd die kunnen helpen bij het solliciteren in de klas.
1. Vul de zinnen aan met de juiste vorm van het werkwoord zijn (am, is, are).
De) Ze ______ wiskunde studeren.
B) Ze _______ aan het ontbijten.
ç) Ik ______ limonade drinken.
d) Het ______ regent op dit moment.
en) Je _______ zittend in mijn stoel.
f) Hij _______ naar muziek aan het luisteren.
g) Mijn zus _______ haar huiswerk aan het maken.
H) Haar kinderen _______ maken het avondeten.
ik) John en ik _______ voetballen.
j) Helen ________ gaat naar Santa Catarina.
2. Vul de tekst aan met de werkwoorden: drinken, eten, hebben, luisteren, spelen, regenen, lezen, zitten, praten en schrijven (present continuous).
Hallo iedereen. We zijn op vakantie in Duitsland, maar het weer is slecht vandaag. Het ______________. We ________________ momenteel in een café. Ik heb mijn computer en ik ____________ mijn blog.
Mijn zus ___________ op muziek. Mijn broers zijn niet in het café. Ze ____________ voetballen in de regen! Mijn moeder ____________ aan haar vrienden aan de telefoon. En mijn vader? Hij ________________ de krant. Oh ja, en mijn grootouders zijn er ook. Ze ________________cakes! Ik heb geen taart, maar ik ______________ vruchtensap. Ik vind het leuk!
We ______________ een goede tijd.
4. Onderstreep de juiste optie die vetgedrukt is en schrijf een bevestigende zin met het woord tussen haakjes (in het huidige continuüm).
Voorbeeld
wij is/is niet’ ontbijten. (lunch)
We zijn aan het lunchen.
De) ze is/is niet' tennissen. (korfbal)
B) u is/is niet' naar het strand gaan. (park)
ç) hij is/is niet' zijn huiswerk doen. (lezing)
d)ik ben niet / ik ben niet tv kijken. (naar muziek aan het luisteren)
en) ze is niet / zijn niet Schoenen dragen. (sokken)
f) de hond is/is niet' drinkwater. (melk)
g) Frank en Carla is/is niet' het eten van de kip. (rijst)
H) Emily is/is niet’ dat boek lezen. (slapen)
5. Schrijf negatieve zinnen in het huidige continuüm.
De) zij/niet praten
B) Zij drinkt wel/niet vruchtensap
ç) Ik ga wel/niet eten
d) je draagt wel/geen jas
en) Hij/niet piano spelen
f) Mary en Julia / niet opstaan
g) Theo en ik/niet in de tuin zitten
H) Het / niet regen
g) Je maakt wel/niet avondeten
Vond je het leuk? Deel dit bericht op je sociale netwerk
Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Ontdek hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.